85 heijen 01

Het is nog steeds winter al beginnen de dagen te lengen en waren de laatste dagen van december en de eerste van januari behoorlijk warm en erg nat, maar dat kan nog best veranderen. Niet zelden is het in februari zelfs nog erg koud en kunnen de schaatsen ondergebonden worden. Dat zou best leuk zijn natuurlijk maar de natuur laat zich niet dwingen. De natuur houdt geen rekening met ons en ook niet met de dieren, die moeten zich maar aanpassen en dat gebeurt ook. Zo ook de mol (Talpa europaea).

Molshopen en gangen

In deze tijd van het jaar zie je vaak veel molshopen. Hoe kan dat? De grondtemperatuur kan enorm verschillen. Er kan vorst in de grond zitten maar het kan ook nat zijn met temperaturen van 8 tot 10 graden boven nul, zoals dat het geval is tijdens het schrijven van dit artikeltje. Alles wat kan kruipen in de grond zit dicht aan de oppervlakte. De mollen jagen daarom ook dicht onder grond omdat daar het meeste voedsel te vinden is. Het voornaamste voedsel van de mol zijn regenwormen, engerlingen (de larve van o.a. de meikever), duizendpoten en miljoenpoten.

Als je veel molshopen ziet zou je denken dat er ook veel mollen zitten, maar dat is niet zo. Een mol heeft een territorium als een weiland zo groot. Daarin is een gangenstelsel waar de mol als een raket doorheen schiet om te jagen op zijn prooi. Als een mol vlak aan de oppervlakte graaft noem je dat een rit. Er ontstaan kleine ruggetjes zand en veel kleine hopen. Heeft helemaal niets met de winter te maken maar wel met twee andere factoren: het is of ruim boven nul in de grond of de waterstand is zo hoog dat de mol wel hoog moet graven om niet te verdrinken. Als een vorstperiode zich aandient draait de wind meestal naar het noordwesten. Tijdens die draaiing vindt koude neerslag plaats. Zolang het niet vriest zakt die koude neerslag de grond in en alles wat eetbaar is voor de mol gaat dieper de grond in. De mol moet mee en gaat diepere gangen (tot wel 120 cm diep) graven. In het voorjaar graaft het wijfje diep in de grond een centrale ruimte met verschillende gangen. De gangen zijn ongeveer 5 cm breed en kunnen tot wel 200 meter lang zijn. De uitgegraven grond wordt gedeeltelijk gebruikt om de wanden van de gangen en ruimtes mee te verstevigen, het overtollige wordt door de achterpoten naar achteren en naar boven gewerkt, waardoor aan de oppervlakte de molshopen ontstaan. Meestal monden hier ook de gangen van het gangenstelsel in uit. Deze uitgangen worden onder andere gebruikt om op het aardoppervlak nestmateriaal te verzamelen om de centrale ruimte mee te bekleden: bladeren, gras, mos, papier en ander zacht materiaal. Hiervan maakt de mol een zachte bal. Slapen doet de mol rechtop, met het hoofd tussen de voorpoten.

Voortplanting

In de paartijd (februari-april) gaan mannetjes op zoek naar vrouwtjes. Ze verlaten hun territorium en graven lange mollenritten, totdat ze een vrouwtje hebben gevonden. In mei of juni worden de jongen geboren. Na een draagtijd van circa 28 dagen werpt het wijfje in het nest in de centrale ruimte 2 tot 7 naakte en blinde jongen uit. De jongen zijn dan 3,5 gram zwaar. Alleen het vrouwtje zorgt voor de jongen. Na 14 dagen hebben de jongen een vacht ontwikkeld. De ogen gaan na circa 22 dagen open, en na 33 dagen verlaten de jongen voor het eerst het nest. Na 4 tot 5 weken worden de jongen gespeend. Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en verlaten ze het nest om een eigen territorium te zoeken, waarbij mollen met elkaar in gevecht kunnen komen. Dit zoeken naar een nieuw territorium gebeurt meestal bovengronds. Mollen zijn geslachtsrijp na 11 maanden. De mol wordt normaliter ongeveer 3 jaar oud, maar kan de 7 jaar halen. Mollen leven solitair (alleen); na de paartijd verlaat het mannetje het vrouwtje. Omdat de territoria elkaar kunnen overlappen communiceren de mollen door middel van geuren en geluiden.

Beschrijving

De mol heeft een korte zwartfluwelen vacht. Hiermee kan hij, dankzij een willekeurige plaatsing van de haren in de huid, even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen bewegen. Bij de meeste zoogdieren zijn de haren in een bepaalde richting geplaatst, meestal naar achteren, maar bij de mol kunnen de haren in de huidaanhechting kantelen, zodat ze niet blijven steken in de gangwanden als hij achteruit krabbelt. De kleur van de vacht is over het algemeen zwart. Kleurvariëteiten vormen minder dan 1% van de totale populatie. Albino’s zijn zeldzaam maar dieren met een gevlekte vacht (aan de buikzijde) komen vaker voor.

De mol heeft grote tot graafhanden omgevormde voorpoten met elk vijf puntige vingers met puntige nagels en een duimpje. Met deze grote graafhanden graaft het diertje zijn ondergrondse gangen. Hij heeft kleine ogen, is niet blind, maar kan maar weinig zien. Het belangrijkste zintuig is zijn spitse roze snuit met gevoelige snorharen met tastzenuwen. De snuit is ook het gevoeligste deel van de mol. Als je de mol op zijn snuit tikt of een hond graaft hem uit en slaat daarbij op zijn snuit dan is het gedaan met de kleine mol.

Hij heeft een klein kort staartje(22 tot 45 mm) dat altijd omhoog wijst. De lengte van kop tot staart varieert van 11 tot 16 cm. Het gewicht ligt tussen de 65 en 140 gram.

 85 heijen 02

Vijanden en bestrijding

Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere de uil, de buizerd, de blauwe reiger, de ooievaar, de wezel, de hermelijn en de vos. Andere doodsoorzaken zijn honger, droogte en, al is de mol een prima zwemmer, verdrinking door overstromingen. De mens is een van zijn ergste vijanden. Vooral omdat mensen niet gecharmeerd zijn van de gaten, gangen en molshopen in hun grasvelden. Vroeger werden de mollen ook gevangen om hun mooie vacht. Er waren mensen die op verzoek mollen vingen en per mol een paar centen “verdienden”.

Doordat mollen schade kunnen toebrengen aan grasvelden en tuinen zoeken mensen naar manieren om mollen te verjagen of desnoods te doden. Een veel gebruikt middel is het plaatsen van mollenklemmen in de mollengang. Gebroken glas, pennen met een elektrische spanning, gifgas en andere middelen zijn bedacht, met wisselend succes.

Wat mollen schijnt af te schrikken is de geur die door de bloem van het bolgewas keizerskroon wordt verspreid. Die ruikt naar vossen. Een ander diervriendelijk bestrijdingsmiddel is het ingraven van potten of flessen in molshopen. De wind blaast langs de opening van het glas, waardoor een laag fluitend geluid ontstaat. De mol heeft gevoelige oren, en vindt dit geluid buitengewoon vervelend. Er zal dan ook snel een andere woonplaats worden gezocht.

Bijgeloof

De mol speelt ook een rol in het vroegere bijgeloof. Mollenpoten werden meegedragen voor geluk en zouden bij kinderen helpen bij het doorbreken van de tanden; dit vanwege het verband dat men zag tussen de nagels aan de voorpoten van de mol en het doorbreken van tanden.

Je zou het kunnen proberen natuurlijk, maar of het helpt?

Wij wensen jullie natuurlijk ook zonder mollenpoot: Veel geluk in het nieuwe jaar.

Martha en Paul

Foto’s: Paul en Martha

Afbeelding uit: Readerst digest veldgids: Zoogdieren